7. Alice Casier : december 1917

We waren dus van de fabriek in Gentbrugge gaan wonen in de Meulestedestraat in Wondelgem. 

Ik was ondertussen 19 jaar geworden en woonde met mijn zussen Germaine, Zoë, Julia en Margaretha en mijn broers Reniel, André en Albert en ons moeder natuurlijk,  in één huis. Mijn vader hoopten we was nog altijd aan het werk voor de Duitsers, net zoals mijn oom Henri die in Torhout had moeten blijven.

Tante Prudence woonde in het tweede huis met haar kinderen en tante Stefanie in het derde. 

Metje, Barbara Sintobin en pitje, David Casier waren overleden in respec. Gentbrugge en Torhout. En we hadden ook afscheid moeten nemen van nonkel Cyriel, mijn neef Jules en mijn broertje Michel. 

+++

Maar voor ik meter Alice en Maurice Casier verder laat vertellen over de familie, wil ik het hebben over Groot Gent tijdens deze Eerste Wereldoorlog. 

Gent was zoals men zegt een stad in het Etappegebied. Dit gebied stond onder Duits militair gezag dat een strak regime oplegde. Voor Gent was dit het Vierde Duitse Leger dat slag leverde aan de IJzer. 

Bijna alle grote gebouwen, scholen, hotels,.. werden ingepalmd door de Duitsers. Jonge rekruten kregen een training in één van de vele kazernes of herstelden in de lazaretten.  De frontsoldaten konden even rusten in Gent met zijn vele herbergen en cinema’s. In de straatjes rond de Veldstraat en de Kouter en aan het vroegere Zuidstation was er een georganiseerde prostitutie.

In sommige dorpen vlakbij Gent waren er vliegvelden aangelegd. Zeppelins stegen er op om Engeland aan te vallen. 

Vanzelfsprekend had dit alles een impact op het dagelijks leven van de burgers en de vluchtelingen. 

In de stad waren de vluchtelingen afhankelijk van de voedselcomités. In het totaal waren er z’n 4000 comité’s. De plaatselijke notabelen maakten er deel van uit : de dokter, de pastoor, de onderwijzer.

De vluchtelingen kregen een voedselkaart of rantsoenkaart en daarmee konden ze op welbepaalde dagen op afgesproken plaatsen voedsel gaan ophalen in de zogenaamde Amerikaanse winkels. Producten als tarwe, maïs, erwten, bonen, rijst, spek, reuze, koffie en cacao werden onder de bevolking verdeeld. 

Deze kaarten waren persoonsgebonden. De naam van het gezinshoofd stond vermeld en voor hoeveel personen de rantsoenen bestemd waren. Om fraude te vermijden moest de klant naast de rantsoenkaart ook zijn eenzelvigheidskaart meebrengen. Helaas was de fraude eerder aan de kant van de comité’s die brood leverden van mindere kwaliteit.

Anderzijds werden de boeren door de voedselcomité’s verplicht om bepaalde hoeveelheden levensmiddelen te leveren. 

In Gent en andere grote steden had je ook de soepkeukens waar dagelijks soep kon worden gedronken. 

Helaas waren er grote tekorten aan voeding. In juni 1916 manifesteerden arbeidersvrouwen (de meeste mannen waren aan het werk voor de Duitsers) verschillende dagen door de Gentse binnenstad om grotere rantsoenen te eisen. Ze incasseerden rake klappen van de Duitsers, maar de rantsoenen werden verhoogd.

Naast dit voedseltekort had je ook de vele opeisingen door de Duitse bezetter. Je kon het zo gek niet bedenken. Op 30 november 1917 eisten ze dat iedereen zijn schoenen en notelaren kwam afgeven op een bepaalde plaats, op een bepaald uur. Ja, notelaren. De bomen moesten tot op een zekere hoogte omgehakt worden…  Twee dagen ervoor werden alle drankhuizen voor Belgische onderdanen gesloten in Gent. Deze opeisingen werden bekend gemaakt via een tekstaffiche. 

Anderzijds was er de angst dat niet alleen goederen maar ook de mannen (ook heel jonge) werden opgeëist door de Duitsers. Ze moesten vertrekken om werken uit te voeren in de buurt van Gent, of aan het front, of in Duitsland. Zo waren er op 11 december 1917 schrijnende taferelen aan het station van Gent als vele jonge opgeëisten vertrekken.

En als je dacht dat de familie ver van het oorlogsgeweld verbleef, vergeet het. “30 september 1917 : overal bommen : ontploffing na ontploffing,… ook ’s nachts; 1 oktober 1917 : een vliegtuig valt op het St Denysplein en het brandt uit; 2 oktober 1917 : bommen ’s nachts en op klaar lichten dag, we schuilen in de kelder” (1)

+++

We lezen verder in het dagboek Maurice Casier

“Tante Stefanie ging verder op zoek naar een woonst. Ze kwam bij een heer in de stad die een kasteel had dat leeg stond in Wondelgem. Wij mochten erin gaan met drie gezinnen….In dat kasteel waren we zeer goed. Schoone zachte bedden zoals we nog nooit gezien hadden en meubels.”

Het kasteel 
 

Dat kasteel was van de familie Lummerzheim. Jean Baptiste Lummerzheim woonde in de Meulestedsestraat, net zoals de familie Casier – Dewilde  en zal hen waarschijnlijk doorverwezen hebben naar zijn broer Artur Lummerzheim eigenaar van het kasteel en industrieel. Het kasteel bestaat thans niet meer, wel het zomerhuis dat gebouwd werd in 1928 en op een andere lokatie staat.

Jean Baptiste Lummerzheim 1870 – 1950 gehuwd met Clara Van de Putte (3)

De familie Lummerzheim was heel sterk betrokken bij de voedselcomité’s en de soepbedeling in Wondelgem.

Le Comité Local – Wondelgem 1917


 +++

(1) Dagboeknota’s van Virginie Loveling

(2) foto’s van het kasteel en comité komen uit het boek “Wondelgem, dorpsbeelden uit het verleden” en dit met toestemming van de auteur

(3) foto ontvangen van de kleinzoon van Jean Baptiste.

 

vervolg