Kloskanten

Toen ik enige weken terug een oproep deed naar de familie Pype met de vraag of ze iets persoonlijk bezaten van onze grootouders kreeg ik één bericht waarin stond dat er klossen waren van metje (oma). Dat was voor mij een dubbele verrassing. Ik wist dat oma Alice (moeder van mijn moeder) goed en veel kon kantklossen maar dat metje (moeder van mijn vader) dat ook deed wist ik niet.

Eerlijk gezegd: ik heb haar enkel als een oude vrouw gekend en toen was ze nog altijd heel bedrijvig. Zittend in een stoel of een zetel kan ik mij niet voorstellen. En ja, zoveel weet ik wel van kantklossen: je moet uren stilzitten en heel geconcentreerd zijn.

Maar mis dus.  Er bestaan nog enkele kantklosjes waarmee ze gewerkt heeft. Deze worden altijd in paren gebruikt en ze zijn van beukenhout. Op het einde hebben ze een bolletje en ze zijn ongeveer 10 cm lang. Dit is typisch voor Belgische en Nederlandse klossen.

Zo zijn ze in Portugal dubbel zo groot en veel zwaarder omdat er daar met dikke garen op het rolkussen worden gewerkt.  In Engeland zijn ze rechte, flinterdun en hebben ze soms kraaltjes voor het gewicht. Daar werkt men met heel dun garen.

Ieder stad en iedere streek had vroeger zijn eigen patronen en zijn eigen manier van werken.

Kant is zeer kostbaar en was daarom in het verleden enkel bereikbaar voor de zeer rijken of werd verhandeld in de Grote Oorlog om te overleven. Dat kon je lezen in het vluchtverhaal van oma Alice.

Kantklossen wordt met zorg levend gehouden. Het is een hobby geworden die oa door mijn nichtje Annie wordt beoefend.

Met dank aan Annie voor de info over metje.